Vertalingen luim NL>DE
| de luim | der Andrang ; die Anregung ; der Anreiz ; der Anstoß ; der Einfall ; die Grille ; der Impuls ; der Laune ; der Reiz ; das Stimulanz |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `luim`
Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: buiNL: grilNL: humeurNL: impulsNL: kuurNL: nukNL: opgewektheidNL: opwellingNL: prikkelUitdrukkingen en gezegdes
NL: in een goede, slechte
luim zijn
DE: (bei) guter, schlechter Laune sein
