Vertalingen losknopen NL>DE
losknopen (ww.) | aufdröseln (ww.) ; aufknoten (ww.) ; aufknüpfen (ww.) ; aufmachen (ww.) ; auseinanderfasern (ww.) ; ausfransen (ww.) ; ausfädeln (ww.) ; entknoten (ww.) ; entwirren (ww.) ; losbinden (ww.) ; öffnen (ww.) |
Bronnen: interglot; Wikipedia
Voorbeeldzinnen met `losknopen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: ontknopen