leveren

werkw.

Uitspraak:	[ˈlevərə(n)]
Verbuigingen:	leverde (verl.tijd ) heeft geleverd (volt.deelw.)

1) zorgen dat (goederen) op een bepaalde plaats komen - liefern

frisdrank leveren aan een supermarktketen - Erfrischungsgetränke an eine Supermarktkette liefern

2) zorgen dat iets ontstaat of er komt - erbringen , liefern , leisten

een prestatie leveren - eine Leistung liefern een bijdrage leveren aan een project - einen Beitrag zu einem Projekt leisten het bewijs leveren van zijn onschuld - den Beweis seiner Unschuld liefern

© K Dictionaries Ltd.

leveren (ww.)	abgeben (ww.) ; abliefern (ww.) ; ausliefern (ww.) ; besorgen (ww.) ; bestellen (ww.) ; deichseln (ww.) ; einem einen Streich spielen (ww.) ; einseifen (ww.) ; fertigbringen (ww.) ; fertigkriegen (ww.) ; hinkriegen (ww.) ; liefern (ww.) ; schaukeln (ww.) ; zustellen (ww.)
leveren (werkw.)	liefern
het leveren	die Lieferung

Bronnen: interglot; Wiktionary




NL: aandoen
NL: aanleveren
NL: afleveren
NL: bezorgen
NL: bijdragen
NL: brengen
NL: fiksen
NL: flikken
NL: fourneren
NL: geleverd

NL: (iemand iets) aan huis leveren DE: ins Haus liefern, zu Hause abliefern
NL: aan de kleinhandel leveren DE: an den Kleinhandel liefern, den Kleinhandel beliefern
NL: (een bijdrage) leveren DE: leisten, (artikel voor tijdschrift) liefern
NL: (stof tot een gesprek) leveren DE: verschaffen, geben
NL: mooi werk leveren DE: schöne Arbeit leisten
NL: (dat) levert hij 'm wel DE: bringt er schon fertig
NL: (dat heeft hij) 'm prachtig geleverd DE: fein gemacht
NL: (wie heeft) me dat geleverd? DE: mir den Streich gespielt?
NL: hij is geleverd! DE: der ist geliefert