krul

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[krʏl]
Verbuigingen:	krullen (meerv.)

1) mooi gedraaide pluk haar - Locke (die ~)

blonde krullen hebben - blonde Locken haben krullenbol - Lockenkopf

2) figuur van een sierlijk gedraaide lijn - Schnörkel (der ~), Lob (das ~)

op school een krul krijgen als je een les goed gemaakt hebt - in der Schule ein Lob bekommen, wenn man eine Aufgabe gut gemacht hat

© K Dictionaries Ltd.

de krul	die Schnecke ; die Welle ; der Splitter ; die Spirale ; der Span ; der Schwung ; die Schuppe ; der Schnörkel ; der Schnitzel ; das Pissoir ; die Locke ; der Kringel ; die Haarlocke
krul	Einrollen ; Schälspan ; Schnecke ; Rollen

Bronnen: interglot; Wiktionary; Download IATE, European Union, 2017.




NL: haarkrul
NL: krullenhaarlok
NL: krulletje
NL: krulvorm
NL: omhaal
NL: ring
NL: ringetje
NL: straaturinoir
NL: urinoir
NL: vespasienne

NL: lange krullen DE: Hängelocken, Ringellocken
NL: krullen zetten (in het haar) DE: das Haar kräuseln, (lange krullen) das Haar locken
NL: met veel krullen versierd DE: verschnörkelt