Vertalingen komiek NL>DE
I de komiek
zelfst.naamw. (m.)
| Uitspraak: | [koˈmik] |
| Verbuigingen: | komieken (meerv.) |
iemand die als beroep of incidenteel grappig doet -
Komik (die ~) | Het is vreselijk voor een komiek als de zaal niet lacht. - Es ist schrecklich für einen Komiker, wenn was Publikum nicht lacht. |
II komiek
bijv.naamw.
grappig -
komisch , lustig | een komiek duo - ein komisches Duo |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
| komiek (znw.) | der Scherzbold |
| de komiek (m) | der Komiker ; komisch |
| komiek | ausgelassen ; fesch ; geistreich ; gesellig ; heiter ; humorvoll ; pfiffig ; possenhaft ; possierlich ; schelmisch ; spasshaft ; ulkig |
Bronnen: interglot; Wiktionary; mwb
Voorbeeldzinnen met `komiek`
Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: cabaretierNL: geestigNL: geinigNL: grappenmakerNL: grappigNL: guitNL: humoristischNL: kluchtigNL: koddigNL: komischUitdrukkingen en gezegdes
NL: het
komieke
DE: das Komische, die Komik
