Vertalingen knorrigheid NL>DE
de knorrigheid (v) | die Feindschaft ; die Feindseligkeit ; der Groll ; der Haß ; die Kratzbürstigkeit ; die Mürrigkeit ; der Ärger |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `knorrigheid`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: kregelheid