Vertalingen haat NL>DE
de haat
zelfst.naamw. (m.)
gevoel van vijandschap jegens iets of iemand -
Hass (der ~) Sinds die verschrikkelijke ervaring koester ik diepe haat jegens hem. - Seit dieser schrecklichen Erfahrung empfinde ich tiefen Hass gegen ihn. |
haat en nijd (=grote onenigheid) - Hass und Neid
Het is altijd haat en nijd tussen die twee. - Zwischen den beiden besteht immer Hass und Neid.
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
de haat (m) | die Feindschaft ; Hass ; der Haß |
Bronnen: interglot; Wiktionary
Voorbeeldzinnen met `haat`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: afgunstNL: afkeerUitdrukkingen en gezegdes
NL: vol (van)
haat
DE: haßerfüllt