Vertaal
Naar andere talen: • bengel > ENbengel > ESbengel > FR
Vertalingen bengel NL>DE
de bengel (m) der Bengel ; der Frechdachs ; der Lausbub ; die Rotznase ; der Schelm ; der Schlingel ; der Strolch
Bronnen: interglot; Wikipedia


Voorbeeldzinnen met `bengel`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: deugniet
NL: guit
NL: kwajongen
NL: ondeugd
NL: schavuit
NL: vlegel