Vertalingen balanceren NL>DE
balanceren
werkw.
Uitspraak: | [balɑnˈserə(n)] |
Verbuigingen: | balanceerde (verl.tijd ) heeft gebalanceerd (volt.deelw.) |
proberen in evenwicht te blijven -
balancieren op het randje balanceren - eine Gratwanderung machen |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
balanceren (ww.) | ausbalancieren (ww.) ; balancieren (ww.) |
balanceren (werkw.) | balancieren |
balanceren | ausbalancieren ; ausgleichen ; austarieren ; sich austarieren ; tarieren ; wuchten |
Bronnen: interglot; Wiktionary; Download IATE, European Union, 2017.; Diving dictionary
Voorbeeldzinnen met `balanceren`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: twijfelenNL: uitbalancerenNL: wankelen