Vertalingen afvaren NL>DE
afvaren (ww.) | abfahren (ww.) ; abreisen (ww.) ; ausfahren (ww.) ; auslaufen (ww.) ; losfahren (ww.) ; wegfahren (ww.) |
het afvaren | die Abfahrt |
afvaren | ablegen |
Bronnen: interglot; Diving dictionary
Voorbeeldzinnen met `afvaren`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: afstekenNL: afvaartNL: uitvarenNL: van wal gaanNL: wegvaren