Vertalingen afsnoeren NL>DE
afsnoeren (ww.) | abbinden (ww.) ; anbinden (ww.) ; binden (ww.) ; festbinden (ww.) ; festknüpfen (ww.) ; festknöpfen (ww.) ; festmachen (ww.) ; verknoten (ww.) |
afsnoeren (werkw.) | abschnüren |
Bronnen: interglot; Wiktionary
Voorbeeldzinnen met `afsnoeren`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: afbinden