Vertalingen zonderling NL>DE
I de zonderling
zelfst.naamw. (m.)
Uitspraak: | [ˈzɔndərlɪŋ] |
Verbuigingen: | zonderlingen (meerv.) |
iemand die zich anders gedraagt dan de meeste mensen -
Sonderling (der ~), Eigenbrötler (der ~) II zonderling
bijv.naamw.
vreemd -
sonderbar Ze gedroeg zich ineens nogal zonderling. - Sie betrug sich auf einmal ziemlich sonderlich. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
zonderling (znw.) | der Sonderling |
zonderling | besonder ; eigen ; extravagant ; exzentrisch ; fremd ; sonderbar |
Bronnen: interglot; mwb
Voorbeeldzinnen met `zonderling`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: apartNL: bijzonderNL: bizarNL: buitenbeentjeNL: buitenissigNL: curieusNL: eenzaatNL: eigenNL: eigenaardigNL: eigenaardige