de zitting

zelfst.naamw. (v.)

Uitspraak:	[ˈzɪtɪŋ]
Verbuigingen:	zittingen (meerv.)

1) (van een stoel) het gedeelte waar je billen op rusten - Sitzung (die ~)

een rieten zitting

2) vergadering van een vaste groep belangrijke mensen - Sitzung (die ~)

spoedzitting - Eilsitzung De volksvergadering kwam een keer per jaar in zitting bijeen. - Die Volksversammlung kam einmal im Jahr zu einer Sitzung zusammen.

3) deel van de uitdrukking: -

zitting hebben in (=er officieel bijhoren) - Mitglied sein von zitting hebben in de ondernemingsraad - Mitglied des Betriebsrates sein

© K Dictionaries Ltd.

de zitting (v)	das Zusammentreffen ; die Zusammenkunft ; die Versammlung ; die Veranstaltung ; die Unterredung ; das Treffen ; der Sitz ; der Besprechung ; die Beratung
de zitting	die Sitzung
zitting	Plenartagung ; Verhandlung ; Tagung ; Sitzungszeit ; Sitzungsperiode ; Sitzung ; Sitzmöbel ; Sessel ; Plenarversammlung

Bronnen: interglot; Wikipedia; Autowoordenboek; Download IATE, European Union, 2017.




NL: bijeenkomst
NL: manifestatie
NL: samenkomst
NL: stoelzitting
NL: vergadering

NL: zitting houden DE: Sitzung halten, (vergaderen, ook) tagen
NL: (in het bestuur) zitting nemen DE: einen Sitz erhalten
NL: zitting hebben DE: Sitz haben