Vertalingen verpatsen NL>DE
verpatsen (ww.) | beleihen (ww.) ; verpfänden (ww.) ; versetzen (ww.) |
verpatsen | verkloppen ; verschachern |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `verpatsen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: belenenNL: verkwanselenNL: verpanden