Vertalingen uitslapen NL>DE
uitslapen
werkw.
Uitspraak: | [ˈœytslapə(n)] |
Verbuigingen: | sliep uit (verl.tijd ) heeft uitgeslapen (volt.deelw.) |
's morgens langer blijven slapen dan gewoonlijk -
ausschlafen Op zondag en in de vakantie slaap ik altijd uit. - Sonntags und in den Ferien schlafe ich immer aus. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
uitslapen (ww.) | ausschlafen (ww.) ; verschlafen (ww.) |
uitslapen (werkw.) | ausschlafen |
Bronnen: interglot; Wikipedia; Wiktionary
Voorbeeldzinnen met `uitslapen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: luilakken