Vertalingen tepel NL>DE
de tepel
zelfst.naamw. (m.)
| Uitspraak: | [ˈtepəl] |
| Verbuigingen: | tepels (meerv.) |
elk van de knobbeltjes op de borst van een zoogdier of mens, waar bij de vrouw melk uit kan komen -
Brustwarze (die ~), Zitze (die ~) © K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
| de tepel (m) | die Brustwarze ; die Mamilla ; die Zitze |
| tepel | Gesäuge ; Zitze |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `tepel`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: tepeltje