1. MWB
  2. Vertalen
  3. snoeien (NL>DE)
Vertaal
Naar andere talen: • snoeien > EN • snoeien > ES • snoeien > FR
Vertalingen snoeien NL>DE

snoeien

werkw.
Uitspraak:  [ˈsnujə(n)]
Verbuigingen:  snoeide (verl.tijd ) heeft gesnoeid (volt.deelw.)

takken van een boom of struik afsnijden - scheren , stutzen , schneiden

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
snoeien (ww.) schneiden (ww.) ; kürzen (ww.) ; beschneiden (ww.) ; abkürzen (ww.)
snoeien (werkw.) stutzen
het snoeiender Stutzen
snoeien entästen ; ästen ; zurückschneiden ; Schnitt ; Rebschnitt ; abasten ; Entastung ; Entasten ; einschränken ; Einschnitt ; besäumen ; Beschneiden ; Baumschnitt ; ausästen ; Alternativenreduktion
Bronnen: interglot; Wiktionary; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `snoeien`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: afsnijden
NL: besnoeien
NL: bezuinigen
NL: inkorten
NL: knippen
NL: korten
NL: trimmen
NL: uitdunnen