Vertalingen schaap NL>DE
het schaap
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [sxap] |
Verbuigingen: | schapen (meerv.) |
dier dat als vee wordt gehouden vanwege de wol en het vlees -
Schaf (das ~) je schaapjes op het droge hebben (=genoeg verdiend hebben om rustig te kunnen leven) - seine Schäfchen im Trockenen haben
|
een schaap met vijf poten zoeken (=iemand zoeken met een vrijwel onmogelijke combinatie van goede eigenschappen) - die eierlegende Wollmilchsau suchen
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
schaap (znw.) | der Hammel |
het schaap | das Schaf ; die Schafherde |
de schaap | die Kuh |
schaap | Schaf ; schafartiges Tier ; Schafe |
Bronnen: Horecagids; Engoi Woordenschatoefeningen; Wiktionary; interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `schaap`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: bloedjeNL: kuikenNL: onnozelaarNL: onnozeleNL: onnozohalsNL: ooiNL: pupilNL: schaapskopNL: uilUitdrukkingen en gezegdes
NL: mak
schaap
DE: frommes SchafNL: er gaan veel makke schapen in één hok
DE: geduldige Schafe gehen viele in einen StallNL: arm
schaap
DE: (kind) armes WurmNL: onnozel
schaap
DE: Einfaltspinsel (der) DE: (meisje van buiten) Landpomeranze (die)NL: als één
schaap over de dam is, volgen er meer
DE: ein Schaf folgt dem andern, ein Narr macht mehr Narren