de richting

zelfst.naamw. (v.)

Uitspraak:	[ˈrɪxtɪŋ]
Verbuigingen:	richtingen (meerv.)

1) kant die je opgaat of wilt - Richtung (die ~)

in noordelijke richting vertrekken - in nördliche Richtung weggehen richting aangeven met je richtingaanwijzer - mit dem Blinker die Richtung anzeigen Volg de A12 richting Den Haag. - Folgen Sie der A12 Richtung Den Haag. studierichting - Studienrichtung De beleidsnota geeft richting aan het milieudebat. - Das Programm gibt in der Umweltdebatte die Richtung an.

2) gemeenschappelijke manier van denken - Richtung (die ~), Ausrichtung (die ~)

de politieke richting van een krant - die politische Ausrichtung einer Zeitung

© K Dictionaries Ltd.

richting (voorzetsel)	richtung
de richting (v)	der Kurs ; die Richtung
richting	innere Richtung ; Visierlinie ; Ziellinie

Bronnen: Wiktionary; interglot; Download IATE, European Union, 2017.




NL: aansturing
NL: denkwijze
NL: gezindheid
NL: hoek
NL: koers
NL: stroming

NL: (z.) in de richting van het zuiden (bewegen) DE: in der Richtung nach Süden
NL: verkeer in één richting DE: Richtungsverkehr (der)