ongelukkig

bijv.naamw.

Uitspraak:

[ɔnxəˈlʏkəg]

1) (van personen) verdrietig door de omstandigheden - unglücklich , traurig

diep ongelukkig - tieftraurig

2) vervelend - unglücklich , bedauerlich , traurig , unglückselig

een ongelukkige opmerking - eine unglückliche Bemerkung een ongelukkige samenloop van omstandigheden - eine Verkettung unglücklicher Umstände

© K Dictionaries Ltd.

ongelukkig

elend ; fatal ; katastrophal ; unglücklich ; unglückselig ; unheilvoll ; unselig ; verhängnisvoll ; unglücklicherweise

Bronnen: interglot; Trueterm




NL: ellendig
NL: funest
NL: gebrekkig
NL: noodlottig
NL: onfortuinlijk
NL: onzalig
NL: rampzalig
NL: verdrietig

NL: ongelukkig zijn DE: (geen geluk hebben) Unglück, Pech haben
NL: ongelukkig aflopen DE: unglücklich ablaufen, ein schlimmes ende nehmen
NL: ongelukkig in het spel, gelukkig in de liefde DE: Unglück im Spiel, Glück in der Liebe