Vertalingen noemen NL>DE
noemen
werkw.
Uitspraak: | [ˈnumə(n)] |
Verbuigingen: | noemde (verl.tijd ) heeft genoemd (volt.deelw.) |
1) aanduiden met een woord -
rufen , nennen Ze heel voluit Gerarda, maar wij noemen onze dochter Gerrie. - Ihr vollständiger Name ist Gerarda, aber wir nennen unsere Tochter Gerrie. |
2) vermelden -
ernennen , benennen genoemd worden als opvolger - zum Nachfolger ernannt werden |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
noemen (ww.) | ausschreiben (ww.) ; bekanntgeben (ww.) ; benennen (ww.) ; ernennen (ww.) ; informieren (ww.) ; melden (ww.) ; mitteilen (ww.) ; nennen (ww.) ; titulieren (ww.) |
noemen (werkw.) | nennen |
Bronnen: interglot; Wiktionary
Voorbeeldzinnen met `noemen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: aanduidenNL: aansprekenNL: benoemenNL: citerenNL: een naam gevenNL: erbij zeggenNL: gewag maken vanNL: melding maken vanNL: reppen overNL: vermeldenUitdrukkingen en gezegdes
NL: je moet me (de naam van) de dader
noemen
DE: du mußt mir den Täter namhaft machenNL: (vele geleerden) zoals, om maar eens iemand te
noemen, Einstein
DE: wie zum Beispiel, wie etwa Einstein