Vertaal
Naar andere talen: • leven > ENleven > ESleven > FR
Vertalingen leven NL>DE

I het leven

zelfst.naamw.
Uitspraak:  [ˈlevə(n)]
Verbuigingen:  levens (meerv.)

1) periode tussen je geboorte en je dood - Leben (das ~)
je hele leven blind zijn - das ganze Leben lang blind sein
een doodzieke patiënt in leven houden - einen totkranken Patienten am Leben erhalten
uitdrukking een leven als een luis op een zeer hoofd
uitdrukking om het leven komen
uitdrukking uit het leven gegrepen
uitdrukking nooit van mijn leven

2) alles wat binnen een bepaalde kring gebeurt - Leben (das ~)
bedrijfsleven - Unternehmensleben
het sociaal-economische leven - das sozial-ökonomische Leben
uitdrukking in het leven zitten

3) drukte en lawaai - Leben (das ~)
In een station is altijd veel leven. - An einem Bahnhof ist immer viel Leben.


II leven

werkw.
Uitspraak:  [ˈlevə(n)]
Verbuigingen:  leefde (verl.tijd ) heeft geleefd (volt.deelw.)

1) (van mensen en dieren) lichamelijk en geestelijk functioneren tijdens je leven (1) - leben
De zwaargewonde man leeft nog. - Der schwerverletzte Mann lebt noch.
Mijn opa heeft negentig jaar geleefd. - Mein Opa hat neunzig Jahre gelebt.
uitdrukking Leef je nog?
uitdrukking leven en laten leven
uitdrukking naar (iets) toe leven

2) (van niet-levende dingen) er zijn - bestehen
Welke ideeën leven er in jouw organisatie? - Welche Ideen bestehen in deinem Betrieb?

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
leven (ww.) wohnen (ww.) ; vorgehen (ww.) ; funktionieren (ww.) ; Fortbestehen (ww.) ; existieren (ww.) ; besteht (ww.) ; arbeiten (ww.)
het levender Rummel ; der Umtrieb ; der Tumult ; der Trubel ; der Strudel ; der Spuk ; der Skandal ; das Sein ; der Aufruhr ; die Regsamkeit ; der Radau ; die Lebhaftigkeit ; der Lebenswandel ; die Lebendigkeit ; das Leben ; leben ; der Krach ; das Getue ; die Geselligkeit ; die Existenz ; das Dasein ; die Betriebsamkeit
Bronnen: interglot; Trueterm; Wiktionary


Voorbeeldzinnen met `leven`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: bedrijvigheid
NL: beroering
NL: bestaan
NL: doen en laten
NL: drukte
NL: existentie
NL: existeren
NL: geraas
NL: handelen
NL: heib

Uitdrukkingen en gezegdes
NL: het leven aandurven DE: das Leben bejahen
NL: het leven er afbrengen DE: mit dem Leben davonkommen
NL: leven in iets brengen DE: (doen opleven) etwas beleben
NL: ('smorgens) komt er weer leven in de stad DE: belebt sich die Stadt wieder
NL: een lekker leven(tje), een lekker lui leven(tje) (leiden) DE: ein herrliches Leben, ein Schlaraffenleben
NL: er is niet veel leven in de handel DE: der Handel ist nicht sehr lebhaft
NL: mijn leven lang DE: mein Leben lang, mein Lebtag, zeitlebens, zeit meines Lebens
NL: bij zijn leven DE: zu (bei) seinen Lebzeiten
NL: bij leven en welzijn DE: so Gott will, hoffentlich
NL: in leven (burgemeester van A.) DE: bei (seinem) Lebzeiten
NL: in ('t) leven blijven, houden, laten, zijn DE: am Leben bleiben, erhalten, lassen, sein
NL: (een strijd) op leven en dood DE: auf Tod und Leben
NL: voor het leven (benoemen) DE: auf Lebenszeit
NL: (ik heb hem) van mijn leven niet, nooit van mijn leven (gezien) DE: (all) mein Lebtag nicht
NL: wel heb je van je leven! DE: du meine Güte!, hab ich mein Lebtag!
NL: toen had je het lieve leven(tje) aan de gang DE: da war der Teufel los
NL: het is hier goed leven DE: hier lebt sich's gut, das Leben ist hier gut
NL: hij leeft alleen maar voor genot DE: er lebt nur dem Genuß
NL: te weinig om te leven en te veel om te sterven DE: zum Leben zu wenig, zum Sterben zu viel
NL: die dan leeft, die dan zorgt DE: keine Sorgen vor der Zeit