Vertalingen koppelen NL>DE
koppelen
werkw.
Uitspraak: | [ˈkɔpələ(n)] |
Verbuigingen: | koppelde (verl.tijd ) heeft gekoppeld (volt.deelw.) |
(personen of zaken) bij elkaar brengen of met elkaar verbinden -
verbinden , koppeln , zusammenbringen twee computerprogramma's koppelen - zwei Computerprogramme miteinander verbinden konijnen zo koppelen dat ze zich samen in een hok goed voelen - Kaninchen so zusammenbringen, dass sie sich zusammen in einem Stall wohlfühlen. |
koppelen aan (=een relatie leggen tussen) - verkuppeln
De chef probeert zijn dochter aan zijn beste werknemer te koppelen. - Der Chef versucht, seine Tochter mit seinem besten Arbeitnehmer zu verkuppeln.
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
koppelen (ww.) | zusammenlegen (ww.) ; zusammenfügen (ww.) ; verkuppeln (ww.) ; verketten (ww.) ; vereinigen (ww.) ; vereinen (ww.) ; verbinden (ww.) ; kuppeln (ww.) ; koppeln (ww.) ; konnektieren (ww.) ; knüpfen (ww.) ; ketten (ww.) ; aneinanderreihen (ww.) ; aneinanderkuppeln (ww.) |
het koppelen | das Ankuppeln |
koppelen | andocken ; Verkettung ; verbinden ; untereinander verbinden ; Trimmung ; Kupplung ; kuppeln ; kommunizieren ; Indexierung ; einschalten ; einkuppeln ; clutch ; anziehen ; Ankuppeln |
Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.; Trueterm; A.M.T.S.
Voorbeeldzinnen met `koppelen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: aaneenschakelenNL: combinerenNL: koppelingNL: parenNL: samenkoppelenNL: samenvoegenNL: verbinden