Vertalingen knibbelen NL>DE
knibbelen (ww.) | feilschen (ww.) ; knabbern (ww.) ; knausern (ww.) ; schachern (ww.) ; zwacken (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `knibbelen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: beknibbelenNL: knijpenNL: schrapen