Vertaal
Naar andere talen: • knabbelen > ENknabbelen > ESknabbelen > FR
Vertalingen knabbelen NL>DE

knabbelen

werkw.
Uitspraak:  [ˈknɑbələ(n)]
Verbuigingen:  knabbelde (verl.tijd ) heeft geknabbeld (volt.deelw.)

met kleine hapjes eten - knabbern
knabbelen aan een stuk chocola - an einem Stück Schokolade knabbern
knabbelen op een nootje - eine Nuss knabbern

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
knabbelen (ww.) knabbern (ww.) ; nagen (ww.)
knabbelen Knabbern ; Nibbeln
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `knabbelen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: kauwen
NL: peuzelen
NL: smikkelen