Vertalingen import NL>DE
de import
zelfst.naamw. (m.)
| Uitspraak: | [ˈɪmpɔrt] |
| Verbuigingen: | importen (meerv.) |
1) het invoeren van buitenlandse goederen in je eigen land -
Import (der ~), Einfuhr (die ~) | de import van sinaasappels - der Import von Orangen |
2) bewoners van je dorp of stad die ergens anders vandaan komen -
Zugezogene | In deze wijk woont allemaal import. - In diesem Viertel wohnen nur Zugezogene. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
| de import (m) | die Einfuhr ; der Import |
| import | Einfuhr ; das Importgut ; die Importware |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; Wikipedia
Voorbeeldzinnen met `import`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: invoer