Vertaal
Naar andere talen: • huisarts > ENhuisarts > EShuisarts > FR
Vertalingen huisarts NL>DE

de huisarts

zelfst.naamw. (m.)
Uitspraak:  [ˈhœysɑrts]
Verbuigingen:  huisartsen (meerv.)

je vaste dokter - Allgemeinarzt (der ~), Hausarzt (der ~)
de huisarts laten komen als je erg ziek bent - den Hausarzt kommen lassen, wenn man sehr krank ist

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
de huisarts (m) der Hausarzt
de huisartsder Allgemeinmediziner
huisarts Allgemeinarzt ; die Allgemeinmedizinerin ; Arzt für Allgemeinmedizin ; Hausarzt ; die Hausärztin ; praktischer Arzt
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; Wikipedia


Voorbeeldzinnen met `huisarts`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: huisdokter