haven

Naar andere talen: • haven > EN • haven > ES • haven > FR

Vertalingen haven NL>DE

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[ˈhavə(n)]
Verbuigingen:	havens (meerv.)

aanlegplaats voor schepen - Hafen (der ~)

De olietanker loopt de haven van Rotterdam binnen. - Der Öltanker läuft in den Rotterdamer Hafen ein. jachthaven - Yachthafen containerhaven - Containerhafen
in het zicht van de haven stranden (=je doel net niet halen) - liegenbleiben mit dem Ziel vor Augen De autocoureur strandde 1 kilometer voor de finish in het zicht van de haven. - Der Rennfahrer blieb 1 Kilometer vor dem Finish mit dem Ziel vor Augen liegen

Overige bronnen

Bronnen: Wiktionary; Trueterm; Download IATE, European Union, 2017.

Voorbeeldzinnen met `haven`

Voorbeeldzinnen laden....

Synoniemen

NL: aanlegplaats
NL: asiel
NL: havenplaats
NL: toevlucht
NL: toevluchthaven
NL: toevluchtsoord
NL: uitwijkplaats
NL: verbergplaats
NL: vluchthaven
NL: vluchtoord

Ook in de database