de gewoonte

zelfst.naamw. (v.)

Uitspraak:	[xəˈwontə]
Verbuigingen:	-n, -s (meerv.)

wat je meestal doet - Brauch (der ~), Gebrauch (der ~), Gewohnheit (die ~), Eigenart (die ~)

Het is mijn gewoonte vroeg op te staan. - Es ist eine Gewohnheit von mir, früh aufzustehen. De zeden en gewoonten van een land. - Die Sitten und Gebräuche eines Landes.

© K Dictionaries Ltd.

de gewoonte (v)	die Anwendung ; die Benutzung ; der Gebrauch ; die Gewohnheit ; der Habitus ; die Verwendung
de gewoonte	die Gepflogenheit ; die Gewohnheit
gewoonte	Habit

Bronnen: interglot; Wiktionary; Wikipedia; Engoi Woordenschatoefeningen; Download IATE, European Union, 2017.




NL: aanwensel
NL: gebruik
NL: gewenning
NL: traditie
NL: usance

NL: een gewoonte van iets (maken) DE: eine Gewohnheit aus etwas
NL: (dat is) een gewoonte van hem geworden DE: ihm zur Gewohnheit geworden
NL: (dat is hier) de gewoonte DE: Brauch
NL: zeden en gewoonten DE: Sitten und Gebräuche
NL: ouder gewoonte DE: nach alter Gewohnheit, nach altem Brauch
NL: volgens, (als) naar gewoonte DE: in gewohnter Weise, wie gewöhnlich