gepast

bijv.naamw.

Uitspraak:

[xəˈpɑst]

1) zoals het hoort - angemessen , passend , schicklich

Met je vingers eten is in een restaurant niet gepast. - Es ist nicht angemessen, in einem Restaurant mit den Fingern zu essen.

2) (van geld) als je met contant geld precies het gevraagde bedrag betaalt - abgepasst

in de supermarkt met gepast geld betalen - im Supermarkt mit abgepasstem Geld zahlen

© K Dictionaries Ltd.

gepast

adäquat ; angemessen ; entsprechend ; geeignet ; geziemend ; passend ; schicklich ; abgezählt ; gemessen ; richtig

Bronnen: interglot; mwb; Wikipedia




NL: adequaat
NL: afgepast
NL: bekwaam
NL: betamelijk
NL: Correct
NL: geëigend
NL: geschikt
NL: juist
NL: keurig
NL: kies

NL: gepast geld DE: abgezähltes Geld
NL: gepaste beloning DE: angemessene Belohnung
NL: een gepast gebruik (van iets maken) DE: einen angemessenen Gebrauch
NL: een gepast woord DE: ein passendes Wort
NL: (verzoeke) met gepast geld (te) betalen DE: (bijv. in bus) das Fahrgeld ist abgezählt bereit zu halten