het effect

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[ɛˈfɛkt]
Verbuigingen:	effecten (meerv.)

1) gevolg van iets - Effekt (der ~), Auswirkung (die ~)

effect sorteren/hebben - Effekt haben effect beogen/najagen - Auswirkungen beabsichtigen

neveneffect (=onbedoeld effect) - Nebeneffekt

2) plotselinge draaiing om zijn as van een bal waardoor deze van richting verandert ^sport - Effet (der ~)

een effectbal slaan - einen Ball mit Effet werfen

3) waardepapier dat bewijst dat je geld hebt geïnvesteerd in een onderneming ^financieel - Effekt (der ~)

makelaar in effecten - Effektenhändler effectenbeurs - Effektenhandel

© K Dictionaries Ltd.

het effect	der Ausschlag ; die Auswirkung ; der Effekt ; die Folgerung ; die Konsequenz ; der Lösung ; das Resultat ; der Schnitt ; die Tätigkeit ; das Wertpapier ; die Wirkung
Effect	Effekt ; Wertpapier ; Wirkung ; übertragbares Wertpapier

Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.




NL: gevolg
NL: indruk
NL: resultaat
NL: uitwerking

NL: effect maken, sorteren DE: Wirkung haben, wirken, Erfolg haben, Effekt machen
NL: op het effect werken DE: auf den Effekt hinarbeiten
NL: op effect uit zijn DE: nach Effekt haschen
NL: nuttig effect DE: Nutzeffekt