Vertalingen deugniet NL>DE
de deugniet
zelfst.naamw. (m.)
| Uitspraak: | [ˈdøxnit] |
| Verbuigingen: | deugnieten (meerv.) |
iemand die ondeugend is -
Taugenichts (der ~) | Heeft hij alweer een koekje uit de trommel genomen. Wat een deugniet! - Hat er schon wieder ein Plätzchen aus der Dose genommen. Was für ein Taugenichts! |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
| de deugniet (m) | der Bengel ; der Ekel ; der Lausbub ; die Rotznase ; der Scherzbold ; der Schmierfink ; der Taugenichts |
| deugniet | der Frechdachs ; der Schlingel ; der Strolch |
Bronnen: interglot; Wikipedia
Voorbeeldzinnen met `deugniet`
Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: bengNL: boefjeNL: etterNL: guitNL: kwajongenNL: ondeugdNL: rakkerNL: schavuitNL: schelmNL: snaak
