Vertalingen dempen NL>DE
dempen
werkw.
Uitspraak: | [ˈdɛmpə(n)] |
Verbuigingen: | dempte (verl.tijd ) heeft gedempt (volt.deelw.) |
1) (een sloot, gracht) dichtgooien -
zuschütten een gracht in de stad dempen om het verkeer makkelijker te maken - zur Erleichterung des Verkehrs eine Gracht in der Stadt zuschütten |
2) (geluid of licht) minder sterk maken -
dämpfen met gedempte stem praten - mit gedämpfter Stimme reden met gordijnen het licht dempen als het te fel is - mit Gardinen das Licht dämpfen, wenn es zu grell ist |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
dempen (ww.) | beschwichtigen (ww.) ; dämpfen (ww.) ; sich beruhigen (ww.) ; sich fassen (ww.) ; sich mäßigen (ww.) ; temperieren (ww.) |
dempen (werkw.) | dämpfen ; zuschütten ; zuwerfen |
Bronnen: interglot; Wiktionary
Voorbeeldzinnen met `dempen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: afzwakkenNL: bedwingenNL: dichtgooienNL: matigenNL: temperen