Vertalingen draad NL>DE
de draad
zelfst.naamw. (m.)
Uitspraak: | [drat] |
Verbuigingen: | draden (meerv.) |
1) lang dun touwtje of kabeltje -
Faden (der ~), Draht (der ~) een draad door de naald steken om een knoop aan te zetten - einen Faden in eine Nadel einfädeln, um einen Knopf anzunähen elektriciteitsdraad - Elektrodraht |
tot op de draad versleten (=helemaal versleten) - total verschlissen sein
|
2) deel van de uitdrukking: -
de draad kwijt zijn (=niet meer weten hoe het verder moet) - den Faden verloren haben
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
de draad (m) | der Zwirn ; die Schnur ; die Saite ; der Reihfaden ; das Gewinde ; das Garn ; der Funker ; der Faden ; der Draht ; der Bindfaden |
draad | Zuleitung ; Anschlußdraht ; Zug ; Schraubengewinde ; Kerndraht ; Kabel ; Haengeseil ; Gewinde ; Garn ; Faden ; Durchgang ; Draht |
Bronnen: interglot; Wikipedia; Wiktionary; Engoi Woordenschatoefeningen; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `draad`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: garenNL: hechtdraadNL: kabelNL: koordNL: rijgsnoerNL: spinselUitdrukkingen en gezegdes
NL: tot op de
draad versleten
DE: fadenscheinigNL: (zijn leven hangt) aan een zijden
draad(je)
DE: an einem (dünnen) FadenNL: tegen de
draad in
DE: gegen den StrichNL: (hij is altijd) tegen de
draad in
DE: widerhaarigNL: de
draad (kwijtraken)
DE: den FadenNL: (met iets) voor de
draad komen
DE: herausrückenNL: alle dag een
draadje, is een hemdsmouw in het jaar
DE: viele Wenig machen ein Viel