borst

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[bɔrst]
Verbuigingen:	borsten (meerv.)

1) voorkant van je lichaam onder je hals - Brust (die ~), Brustkorb (der ~)

borsthaar - Brusthaar

zich op de borst slaan (=trots op jezelf zijn) - sich auf die Schulter klopfen

uit volle borst zingen (=heel enthousiast zingen) - aus voller Brust singen

tegen de borst stuiten (=heel vervelend vinden) - zuwider sein Dat brutale gedrag stuit me tegen de borst. - Das dreiste Verhalten ist mir zuwider.

2) bolle uitstulping aan de voorkant van het lichaam van een volwassen vrouw - Brust (die ~), Busen (der ~)

een kind de borst geven (=een kind moedermelk uit de borst laten drinken) - einem Kind die Brust geben

© K Dictionaries Ltd.

de borst (m)	die Brust ; der Busen
de borst	die Brust ; stillen
borst	Brust ; Brustmitte ; Bund eines Bohrers ; Mittelbrust ; Querrippe ; Schulter

Bronnen: interglot; Wiktionary; Download IATE, European Union, 2017.




NL: buste
NL: haarborst
NL: hart
NL: jongeheer
NL: jongeling
NL: mam
NL: schuier

NL: z. op de borst slaan DE: sich an die Brust schlagen
NL: een hoge borst zetten DE: sich in die Brust werfen
NL: (hij zong) uit volle borst DE: aus voller Kehle