I beurs

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[børs]
Verbuigingen:	beurzen (meerv.)

1) instelling waar je handelt in geld of andere waardepapieren - Börse (die ~)

beleggen op de beurs - an der Börse spekulieren

2) plaats waar bedrijven tonen wat ze verkopen - Messe (die ~), Fachausstellung (die ~)

boekenbeurs - Büchermesse vakantiebeurs - Reisemesse jaarbeurs - Messe

3) financiële toelage om te studeren - Bafög (das ~), Studienbeihilfe (die ~)

studiebeurs - Stipendium

II beurs

bijv.naamw.

Uitspraak:

[børs]

te rijp en zacht - überreif

Die appel is helemaal beurs. - Der Apfel ist total überreif.

© K Dictionaries Ltd.

de beurs (v)	die Wertpapierbörse
de beurs	der Geldbeutel ; überreif ; die Studienkasse ; die Studienbeihilfe ; das Stipendium ; das Portemonnaie ; das Portemonaie ; die Messe ; matschig ; die Geldtasche ; der Geldmarkt ; die Geldbörse ; die Effektenbörse ; die Börse ; die Brieftasche ; die Ausbildungsförderung
beurs	Bursa ; Wertpapierbörse ; Unterstuetzung ; Stipendium ; der Salon ; Messe ; die Handelsmesse ; Freistelle ; Börse

Bronnen: Wikipedia; interglot; Wiktionary; Download IATE, European Union, 2017.




NL: aandelenbeurs
NL: buidel
NL: effectenbeurs
NL: expositie
NL: gekneusd
NL: knip
NL: portefeuil
NL: portemonnaie
NL: portemonnee
NL: stipendium

NL: het gaat daar uit een ruime beurs DE: man schöpft dort aus dem vollen
NL: met gesloten beurs (betalen) DE: mit geschlossenem Beutel
NL: van een beurs studeren DE: ein Stipendium haben
NL: naar de beurs (gaan) DE: auf die Börse
NL: ter beurze DE: an der Börse