het bewijs

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[bə'wɛis]
Verbuigingen:	bewijswijzen (meerv.)

feit, redenering of document waaruit blijkt dat iets waar of juist is - Beweis (der ~), Beweismittel (das ~), Nachweis (der ~)

bewijs van inschrijving - Einschreibenachweis bewijs voor fraude - Beweis für einen Betrug onvoldoende bewijs tegen de verdachte hebben - keine ausreichenden Beweise gegen den Verdächtigten haben

© K Dictionaries Ltd.

het bewijs	die Anmerkung ; das attest ; der Beleg ; die Bescheinigung ; der Beweis ; das Beweisstück ; das Indiz ; der Nachweis ; die Notiz ; der Vermerk
bewijs	Beweis ; Beweismittel ; Beweisurkunde ; Nachweis ; Papier ; Zertifikat

Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.




NL: akte
NL: argument
NL: attest
NL: beweringsgrond
NL: bewijsstuk
NL: blijk
NL: briefje
NL: teken

NL: een bewijs leveren DE: einen Beweis liefern
NL: het onweerlegbare bewijs leveren dat... DE: den unwiderleglichen Nachweis liefern, erbringen daß...
NL: bewijs van ontvangst DE: Empfangsschein
NL: bewijs van de dokter DE: ärztliches Zeugnis
NL: bewijs van toegang DE: Eintrittskarte (die)
NL: ten bewijze waarvan DE: zum Beweise dafür