Vertaal
Naar andere talen: • brok > ENbrok > ESbrok > FR
Vertalingen brok NL>DE

brok

zelfst.naamw.
Uitspraak:  [brɔk]
Verbuigingen:  brokken (meerv.)

stuk van iets groters - Klotz (der ~), Brocken (der ~)
uitdrukking brokken maken
uitdrukking met de brokken zitten

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
de brokder Brocken ; das Kandisstückchen ; der Klumpen ; das Klümpchen ; die Scholle ; das Stück ; der Zuckerwürfel
brokder Brocken ; der Happen ; der Kloß
Bronnen: interglot; Wiktionary; Wikipedia


Voorbeeldzinnen met `brok`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: bonk
NL: brokstuk
NL: deel
NL: eind
NL: klont
NL: suikerklontje

Uitdrukkingen en gezegdes
NL: hij kreeg een brok in de keel DE: es würgte ihm im Halse
NL: brokken maken DE: Bruch machen