Vertaal
Naar andere talen: • appel > ENappel > ESappel > FR
Vertalingen appel NL>DE

I de appel

zelfst.naamw. (m.)
Uitspraak:  ɑpəl]
Verbuigingen:  -en, -s (meerv.)

ronde, harde, zoetzure vrucht met een klokhuis waarin donkere pitjes zitten culinair - Apfel (der ~)
rodekool met appeltjes - Rotkohl mit Äpfeln
uitdrukking De appel valt niet ver van de boom.
uitdrukking een appeltje voor de dorst bewaren
uitdrukking voor een appel en een ei
uitdrukking door de zure appel bijten
uitdrukking appels met peren vergelijken


II het appel

zelfst.naamw.
Uitspraak:  [ɑˈpɛl]

1) beroep - Berufung (die ~), Appell (der ~), Aufforderung (die ~)
uitdrukking een appel doen op iemand
uitdrukking een appel op het geheugen doen
uitdrukking appel aantekenen tegen een uitspraak

2) bijeenkomst om te zien of iedereen er is - Appell (der ~), Anwesenheitskontrollle (die ~)
uitdrukking appel houden/blazen

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
het appelder Apell
de appel (m) der Appell
de appelder Apfel
appel Apfel ; der Apfel ; apfelartig ; Apfelbaum
Bronnen: interglot; Trueterm; Download IATE, European Union, 2017.; Wiktionary; Omegawiki.org


Voorbeeldzinnen met `appel`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: beroep
NL: naamafroeping
NL: regres

Uitdrukkingen en gezegdes
NL: door een zure appel bijten DE: in den sauren Apfel beißen
NL: voor een appel en een ei DE: für einen Pappenstiel, ein Spottgeld
NL: een appeltje voor de dorst DE: ein Notgroschen
NL: een appeltje met iemand te schillen hebben DE: ein Hühnchen mit einem zu rupfen haben
NL: de appel valt niet ver van de boom DE: der Apfel fällt nicht weit vom Stamm