[vɔl]

1 déplacement dans l'air des oiseaux et des insectes - (het) vliegen

2 ensemble d'oiseaux qui se déplacent ensemble - vlucht

  'un vol d'oies sauvages'
  een vlucht wilde ganzen

3 déplacement d'un avion - vlucht

  'un vol sans escale'
  een non-stopvlucht

4 trajet effectué par un avion - vlucht

  'un vol Paris-Toulouse'
  een vlucht Parijs-Toulouse

5   attraper ··· au vol
attraper au passage, en l'air - iets in het voorbijgaan opvangen[vɔl]

1 action de prendre ce qui appartient à ··· - diefstal

  'commettre un vol'
  een diefstal plegen
© K Dictionaries Ltd.

vol (m)	de roof (m) ; de zwendel (m) ; de vlucht (v) ; het vliegtochtje ; de vliegtocht (m) ; het vliegreisje ; de vliegreis ; het vliegen ; de verduistering (v) ; het verduisteren ; de verdonkeremaning (v) ; de ontvreemding (v) ; de onregelmatigheden ; de malversatie (v) ; de fraude ; de diefstal (m) ; de beroving (v)
vol (Afkorting)	deel ; boekdeel
vol	diefstal ; vlucht ; spinschotel

Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.




FR: appropriation
FR: attaque
FR: brigandage
FR: cambriolage
FR: détournement
FR: effraction
FR: escroquerie
FR: essor
FR: exaction
FR: fraudé

FR: à  vol d'oiseau NL: in vogelvlucht
FR: au vol NL: in de vlucht, in het voorbijgaan
FR: vol de nuit NL: nachtvlucht
FR: vol plané NL: glijvlucht
FR: prendre son vol NL: opvliegen, zijn positie verbeteren
FR: vol à  voile NL: zweefvliegen
FR: vol à  la tire NL: zakkenrollerij
FR: vol à  main armée NL: roofoverval