[vif]

1 rapide et actif - levendig

  'un enfant très vif'
  een erg levendig kind

  'une musique vive'
  een levendige muziek

2 fort, intense - hevig

  'une lumière vive'
  een scherp licht

  'une vive douleur'
  een hevige pijn

3 brillant et éclatant - helder

  'des couleurs vives'
  heldere kleuren

4 brusque et violent - heftig

  'un geste vif'
  een heftig gebaar

  'des paroles vives'
  scherpe woorden

5   brûlé vif
brûlé vivant - levend verbrand[vif]


1   à vif
dont la chair est découverte - open

  'une plaie à vif'
  een open wond

2   avoir les nerfs à vif
être très nerveux - uiterst gespannen zijn

3   le vif du sujet
la partie la plus intéressante d'un sujet - de kern van de zaak
© K Dictionaries Ltd.

vif	opgewekt ; slim ; slagvaardig ; scherpzinnig ; scherp ; rap ; raak ; pinnig ; pienter ; oplettend ; snedig ; opgetogen ; onstuimig ; ongeblust ; onbeheerst ; moreel sterk ; monter ; modieus ; levenslustig ; levenskrachtig ; uitgeslapen ; wakker ; vrolijk ; vlug ; vlot ; vlijmend ; vitaal ; vinnig ; verwoed ; verhit ; levendig ; uitgekookt ; uitgekiend ; trendy ; tierig ; spitsvondig ; spits ; snibbig ; snel ; bitter van smaak ; energiek ; dynamisch ; drukbezet ; druk ; dartel ; dapper ; blijmoedig ; blij ; krachtig ; bitter ; bijdehand ; bezet ; beweeglijk ; alert ; adrem ; ad rem ; actief ; fel ; kittig ; kien ; intensief ; intens ; hip ; hevig ; hel ; heftig ; hanig ; gevat ; geagiteerd ; flitsend ; flink ; ferm ; erg
vif (Afkorting)	vif (Afkorting)
vif	enthousiast ; pittig ; glanzend

Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; Wikipedia




FR: aigre
FR: aigu
FR: âpre
FR: ardent
FR: brillant
FR: brûlant
FR: coloré
FR: criard
FR: cru
FR: cuisant

FR: de vive voix NL: mondeling
FR: chaux vive NL: ongebluste kalk
FR: eau vive NL: bronwater
FR: trancher dans le vif NL: in het levende vlees snijden
FR: à  vif NL: bloot, gespannen (van zenuwen)
FR: entrer dans le vif de la question NL: op de kern der zaak komen
FR: pris sur le vif NL: naar het leven getekend