Vertalingen trembler FR>NL
[tʀɑ̃ble]1 être agité de petits mouvements des muscles - beven
'avoir la main qui tremble'
een trillende hand hebben
'trembler de froid'
bibberen van de kou2 être agité de petits mouvements - beven
'La terre a tremblé.'
Er is een aardbeving geweest.3 avoir peur - bang zijn (voor)
'trembler devant ··· '
voor iemand sidderen© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
trembler (ww.) | beven (ww.) ; bibberen (ww.) ; kloppen (ww.) ; lillen (ww.) ; popelen (ww.) ; rillen (ww.) ; sidderen (ww.) ; trillen (ww.) ; vibreren (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `trembler`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
FR: appréhenderFR: chancelerFR: chevroterFR: craindreFR: effrayerFR: flageolerFR: frémirFR: frissonnerFR: grelotterFR: oscillerUitdrukkingen en gezegdes
FR: trembler la fièvre
NL: rillen van koorts