Vertaal
Naar andere talen: • prononcer > DEprononcer > ENprononcer > ES
Vertalingen prononcer FR>NL
[pʀɔnɔ̃se]

1 rendre public et officiel - uitspreken

  'prononcer un verdict'
  een vonnis uitspreken


2 dire publiquement - uitspreken

  'prononcer un discours de bienvenue'
  een welkomsttoespraak houden


3 articuler un son - uitspreken

  'mal prononcer un mot'
  een woord verkeerd uitspreken

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
prononcer (ww.) snateren (ww.) ; zwammen (ww.) ; wauwelen (ww.) ; verwoorden (ww.) ; vertolken (ww.) ; uiting geven aan (ww.) ; uiten (ww.) ; uitdrukking geven aan (ww.) ; uitdrukken (ww.) ; spreken (ww.) ; praten (ww.) ; kwetteren (ww.) ; kwekken (ww.) ; kwebbelen (ww.) ; kletsen (ww.) ; klappen (ww.) ; kakelen (ww.) ; babbelen (ww.)
prononcer uitspreken
Bronnen: interglot; ICT-Woordenboek


Voorbeeldzinnen met `prononcer`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
FR: se traduire

Uitdrukkingen en gezegdes
FR: prononcer un arrêt NL: een vonnis vellen
FR: prononcer un discours NL: een redevoering houden
FR: ne se prononcent pas NL: geen mening