[pʀi]

1 valeur en argent de ··· - prijs

  'le prix d'une maison'
  de prijs van een huis

2 récompense - prijs

  'obtenir le premier prix'
  de eerste prijs behalen

3 compétition sportive - prijs

  'courir le Grand Prix'
  meedoen aan de grand prix

4 valeur de ··· - prijs - waarde

  'le prix de la liberté'
  de prijs van vrijheid

  'attacher du prix à ··· '
  waarde hechten aan iets

5   à tout prix
absolument - koste wat het kost

  'Il veut à tout prix te parler.'
  Hij wil je koste wat het kost spreken.
© K Dictionaries Ltd.

prix (m)	het belang ; de betekenis (v) ; de geldprijs (m) ; gewonnen prijs (znw.) ; de prijs (m) ; het prijskaartje ; de waarde (v) ; de zin (m)
le prix	kosten ; de prijsstelling ; som ; tarief
prix	prijs ; prijzen ; totaalbedrag

Bronnen: interglot; ICT-Woordenboek; Download IATE, European Union, 2017.




FR: addition
FR: additions
FR: cotation
FR: cotations
FR: coupe
FR: coupes
FR: cours
FR: coût
FR: coûts
FR: diplôme

FR: prix fait NL: overeengekomen prijs
FR: à  prix fixe NL: tegen vaste prijs
FR: à  tout prix NL: tot elke prijs
FR: au prix de NL: vergeleken met
FR: au prix de sa vie NL: ten koste van zijn leven
FR: prix courant NL: marktprijs
FR: de prix NL: van hoge waarde
FR: hors de prix NL: peperduur
FR: prix imposé NL: (door de overheid) vastgestelde prijs
FR: distribution de prix NL: prijsuitdeling
FR: mettre à  prix la tête de quelqu'un. NL: een prijs op iemands hoofd zetten
FR: Prix de Rome NL: staatsprijs aan kunstenaars, die daardoor hun studie kunnen voltooien in Rome