Vertaal
Naar andere talen: • précéder > DEprécéder > ENprécéder > ES
Vertalingen précéder FR>NL
[pʀesede]

1 être avant - voorafgaan aan

  'les jours qui précèdent un événement'
  de dagen die voorafgaan aan een gebeurtenis


2 être devant ··· - voorgaan

  'précéder une femme dans l'escalier'
  een vrouw voorgaan op de trap

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
précéder (ww.) laten voorbijgaan (ww.) ; passen (ww.) ; vooraf gaan (ww.) ; voorafgaan (ww.) ; voorliggen (ww.) ; vooropgaan (ww.)
précéder voorafgaan aan
Bronnen: Wikipedia; interglot; ICT-Woordenboek


Voorbeeldzinnen met `précéder`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
FR: annoncer
FR: anticiper
FR: devancer
FR: distancer
FR: préexister
FR: prévenir