Vertaal
Naar andere talen: • pouvoir > DEpouvoir > ENpouvoir > ES
Vertalingen pouvoir FR>NL
[puvwaʀ]

1 avoir la capacité, la possibilité de - kunnen

  'Je ne peux plus marcher.'
  Ik kan niet meer lopen.


2 avoir le droit, la permission de - mogen

  'Vous pouvez sortir.'
  U mag vertrekken.
[puvwaʀ]


1 être possible, arriver peut-être - mogelijk zijn - kunnen

  'Il pourrait pleuvoir demain.'
  Het kan morgen regenen.

  'Il se peut que je vienne.'
  Het is mogelijk dat ik kom.
[puvwaʀ]

1 capacité, possibilité - vermogen

  'baisse du pouvoir d'achat'
  daling van de koopkracht


2 fait de diriger, autorité de ··· - macht

  'prendre le pouvoir'
  de macht grijpen

  'le parti au pouvoir'
  de partij aan de macht


3   les pouvoirs publics
les personnes, les institutions qui gouvernent - de overheid

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
pouvoir (znw.)de zeggenschap (v) ; de voogdij (v) ; de volmacht ; de vergunning (v) ; de procuratie (v) ; het mandaat ; de licentie (v) ; de heerschappij (v) ; de gezaghebbers ; het gezag ; de autoriteiten ; de autoriteit (v)
pouvoir (ww.) vermogen (ww.) ; mogen (ww.) ; kunnen (ww.) ; in staat zijn (ww.) ; iets mogen (ww.) ; bevoegd zijn (ww.)
pouvoir (m) vaardigheid ; de macht (v)
le pouvoirde kracht ; de bevoegdheid (v)
pouvoir geloofsbrief ; volmacht ; het recht hebben
Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.; ICT-Woordenboek


Voorbeeldzinnen met `pouvoir`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
FR: avoir
FR: dominer
FR: forcé
FR: savoir

Uitdrukkingen en gezegdes
FR: je n'y puis rien NL: ik kan er niets aan doen
FR: je n'en puis mais NL: het is mijn schuld niet
FR: n'en pouvoir plus NL: niet meer kunnen
FR: puis-je entrer? NL: mag ik binnenkomen?
FR: puisse-t-il réussir! NL: moge hij slagen!