[pɑ]

1 exprime la négation - niet - geen

  'Je ne peux pas.'
  Ik kan het niet.

  'Pourquoi pas ?'
  Waarom niet?

  'Pas un mot !'
  Geen woord!

  'pas du tout'
  helemaal niet[pɑ]

1 action de s'appuyer sur un pied puis sur l'autre - stap

  'faire un pas en avant'
  een stap naar voren doen

2 trace de pied - (voet)spoor

  'des pas dans la neige'
  voetsporen in de sneeuw

3 façon de marcher, allure - tred

  'marcher d'un pas rapide'
  met snelle tred lopen

4   à deux pas
tout près - vlakbij

  'Il habite à deux pas d'ici.'
  Hij woont hier vlakbij.

5   faire le premier pas
prendre l'initiative de faire ··· - de eerste stap zetten

6   pas à pas
lentement - stap voor stap

7   pas de porte
seuil - overnamesom
© K Dictionaries Ltd.

pas (znw.)	de voetstappen ; de voetstap (m) ; de tred (m) ; de schreden ; de schrede ; de hoefslag (m) ; het hoefgetrappel
pas (ww.)	stappen (ww.) ; passen (ww.) ; treden (ww.)
le pas	de stap (m)
pas	pas ; niet
PAS (Afkorting)	ASP (Afkorting) ; witkar ; structuuraanpassingsprogramma ; SAP (Afkorting) ; PAS (Afkorting) ; aidspatiënt ; Afrikaanse Solidaire Partij
pas	geen ; gait ; instelhoek ; kaartafstand ; nite ; pitch ; plotterstap-grootte ; puntlasafstand ; schriftdeling ; schroefdraadgang ; spoed ; sprongafstand ; steek ; stijging ; tandsteek ; zo niet

Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; Wikipedia; ICT-Woordenboek




FR: ne.. pas

FR: pas à  pas NL: voetje voor voetje
FR: à  pas comptés NL: met afgemeten tred
FR: à  deux pas NL: zeer dichtbij
FR: à  pas de loup NL: geluidloos, sluipend
FR: affaire qui ne fait pas un pas NL: zaak waar geen schot in zit
FR: avoir le pas NL: voorrang hebben
FR: pas de clerc NL: flater
FR: pas de course NL: looppas
FR: de ce pas NL: op staande voet
FR: pas de géant NL: zweefmolen
FR: emboîter le pas, op de hielen lopen, (figuurlijk) meedoen NL: in iemands voetspoor treden
FR: faire les cent pas NL: heen en weer lopen
FR: faux pas NL: misstap
FR: marcher à  pas de géant NL: snelle vorderingen maken
FR: marcher sur les pas de quelqu'un. NL: iemand navolgen
FR: marquer le pas NL: de pas aangeven
FR: mettre quelqu'un. au pas NL: iemand tot rede brengen, mores leren
FR: pas de l'oie NL: Duitse paradepas
FR: porter ses pas NL: zich richten, zich begeven
FR: presser le pas NL: opschieten
FR: franchir le pas NL: door de zure appel heenbijten