Vertaal
Naar andere talen: • nouer > DEnouer > ENnouer > ES
Vertalingen nouer FR>NL
[nue]

1 faire un nœud - (vast)knopen

  'nouer ses lacets'
  zijn veters strikken

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
nouer (ww.) omwinden (ww.) ; voordoen (ww.) ; voorbinden (ww.) ; verbinden (ww.) ; vastzetten (ww.) ; vastsjorren (ww.) ; vastmaken (ww.) ; vastknopen (ww.) ; vastbinden (ww.) ; toebinden (ww.) ; strikken (ww.) ; samenknopen (ww.) ; samenbinden (ww.) ; opknopen (ww.) ; ophangen (ww.) ; aan elkaar binden (ww.) ; ombinden (ww.) ; om het lijf binden (ww.) ; knopen (ww.) ; knevelen (ww.) ; ergens aan bevestigen (ww.) ; dichtbinden (ww.) ; binden (ww.) ; bevestigen (ww.) ; afsnoeren (ww.) ; afbinden (ww.) ; aanknopen (ww.) ; aangaan (ww.) ; aaneenbinden (ww.) ; aan elkaar knopen (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `nouer`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
FR: ficeler

Uitdrukkingen en gezegdes
FR: nouer amitié NL: vriendschap aanknopen