[nuvo]
[mv: nouveaux]
1 qui existe ou qui est connu depuis peu de temps - nieuw - pas verschenen

  'un nouveau film'
  een nieuwe film

2 qui remplace une chose - nieuw

ter vervanging

  'acheter un nouveau téléviseur'
  een nieuwe televisie kopen

3 second, autre - nieuw - ander

  'faire un nouvel essai'
  een nieuwe poging doen[nuvo]
[mv: nouveaux]

1 personne qui vient d'arriver - nieuweling - nieuwelinge
-e[nuvo]
[mv: nouveaux]


1   du nouveau
des informations nouvelles, supplémentaires - iets nieuws - nieuwe ontwikkeling

  'Il y a du nouveau.'
  Er is een nieuwe ontwikkeling.[nuvo]
[mv: nouveaux]



1    à de nouveau
encore une fois - opnieuw - weer

  'Il est de nouveau malade.'
  Hij is weer ziek.
© K Dictionaries Ltd.

nouveau (znw.)	de nieuwkomer (m) ; de nieuweling (m) ; het groentje ; de eerstejaars
nouveau (m)	vers
nouveau	onaangeroerd ; pas gekocht ; ongeopend ; ongebruikt ; onaangetast ; onaangebroken ; nieuwe ; nieuw ; laatste ; geavanceerde ; foet ; eerstejaars student ; allernieuwste ; gewijzigd ; nieuw

Bronnen: interglot; Wikipedia; Trueterm; ICT-Woordenboek; Download IATE, European Union, 2017.




FR: bleu
FR: frais
FR: inattendu
FR: inconnu
FR: inédit
FR: inhabituel
FR: inouï
FR: insolite
FR: inusité
FR: moderne

FR: le Nouvel An NL: nieuwjaar
FR: habit nouveau NL: nieuwmodisch kleed
FR: nouvel habit NL: ander kleed
FR: nouveau riche NL: parvenu
FR: saison nouvelle NL: lente
FR: nouveau-venu (nouvelle-venue) NL: nieuw gekomene
FR: à  nouveau NL: van voren af aan
FR: de nouveau NL: opnieuw
FR: être nouveau à , dans qc. NL: onervaren, een nieuweling in iets zijn