[natyʀ]

1 tout ce qui existe et qui n'a pas été fabriqué par l'homme - natuur

  'la protection de la nature'
  de natuurbescherming

2 campagne - natuur

  'vivre en pleine nature'
  in het hart van de natuur wonen

3 ce qui caractérise ··· - aard - essentie

  'la nature d'un sentiment'
  de essentie van een gevoel

4 caractère de ··· - aard - karakter

  'être de nature timide'
  verlegen van aard zijn

5   payer en nature
payer avec des objets et non avec de l'argent - in natura betalen

6   nature morte
tableau qui représente des objets, des végétaux - stilleven[natyʀ]


1 à quoi rien n'est ajouté - natuurlijk

  'yaourt nature'
  naturel yoghurt
© K Dictionaries Ltd.

nature (znw.)	de ziel ; de geaardheid (v) ; het gemoed ; de gemoedstoestand (m) ; de geneigdheid (v) ; de gezindheid (v) ; de hang (m) ; de inborst ; de inclinatie (v) ; de inslag (m) ; de karaktereigenschap (v) ; de karaktertrek (m) ; het kenmerk ; de mentaliteit (v) ; de neiging (v) ; de stemming (v)
nature (v)	het wildleven ; de natuur (v)
la nature	type ; de soort ; de aard (m)
nature	onschuldig ; gaaf ; kuis ; kwalititeit ; maagdelijk ; onaangeraakt ; onbevlekt ; ongerept ; pure ; puur ; rein ; virginaal ; zuiver ; zuivere ; goedhartigheid ; natuur

Bronnen: interglot; Wikipedia; ICT-Woordenboek; Trueterm; Download IATE, European Union, 2017.




FR: écru
FR: grège
FR: originel
FR: primitif
FR: propre
FR: pur
FR: rustique
FR: sauvage
FR: sec

FR: contre nature NL: onnatuurlijk, tegennatuurlijk
FR: le cri de la nature NL: de stem van het bloed
FR: état de nature NL: natuurstaat
FR: forcer la nature NL: meer willen doen dan men kan
FR: nature morte NL: stilleven
FR: payer le tribut à  la nature NL: sterven
FR: peint d'après nature NL: naar de natuur geschilderd
FR: de sa nature NL: van nature
FR: être de nature à  NL: geschikt, in staat zijn om
FR: en nature NL: in natura
FR: un citron nature NL: een citroenkwast
FR: une personne nature NL: een natuurlijk mens
FR: grandeur nature NL: levensgroot